Een bestuursdelegatie van Stichting Fundament ging eind september te voet de grens tussen Hongarije en Oekraïne over. Op de voorgrond bestuurslid Truus Teeninga uit Kampen.
Een uur geleden zijn we Oekraïne binnengewandeld. Letterlijk gewandeld, want onze auto moest aan de Hongaarse kant van de grens achterblijven. Autoverzekeringen dekken geen schade in oorlogsgebied, althans de onze niet. En dus ging dominee János Seres ons voor: wandelend de grens over.
Oorlogsgebied? Daar kun je je hier, op zo’n kleine 1500 kilometer van het Russisch-Oekraïense front, weinig bij voorstellen. Transkarpatië ligt er vredig bij. Het luchtalarm mag er dan zo nu en dan afgaan, maar Russische projectielen zijn nog nooit neergekomen in deze meest zuidwestelijke provincie van Oekraïne. Een kleine driehonderd kilometer naar het noorden – in Lviv – overigens wel. Dus de schuilkelders die ook hier in aller ijl zijn gegraven en gebouwd, zijn geen overbodige frivoliteit. Wat vandaag niet is, kan morgen zijn: een raket op je vredige dak. Het geeft onze rondrit een surrealistisch karakter.
‘Ons’, dat wil zeggen een bestuursdelegatie van Fundament, op werkbezoek in Hongarije. We hadden dominee Seres die morgen ontmoet in Tiszabecs, een plaatsje aan de Hongaarse zijde van de grensrivier, de Tisza. Een paar uur lang had hij verteld over de situatie in zijn provincie, tot 1920 Hongaars gebied en daarna speelbal van diverse machthebbers. Een oude man in zijn gemeente, zo vertelde hij, was in zijn lange leven zesmaal van nationaliteit gewisseld, terwijl hij nooit zijn woonplaats had verlaten. En ook zijn taal was niet veranderd, want hij spreekt – net als de andere 100.000 tot 150.000 leden van de Hongaarse minderheid – nog steeds Hongaars. Net zoals zijn kerk, de Gereformeerde Kerk in Transkarpatië, Hongaarstalig is.
Tot de Maidan-revolutie in begin 2014, die leidde tot een machtswisseling in Kiev, had die anderstaligheid nooit veel problemen opgeleverd. Natuurlijk leerde de Hongaarse minderheid ook Oekraïens, maar er was in het onderwijs ook ruimte voor de Hongaarse taal. De Russische inval op de Krim echter en de afscheiding van de Russischtalige oostelijke provincies in de Donbas zette de positie van de minderheidstalen onder druk. Taalwetten poogden het Oekraïens tot de exclusieve taal van het land te verheffen. Ook de positie van het Hongaars leed daaronder.
Het is overigens een punt dat in de toetredingsonderhandelingen tussen Oekraïne en de EU een rol speelt. Brussel heeft onlangs de deur naar de EU wat verder opengezet, maar daarbij wel als eis gesteld dat de rechten van anderstaligen worden gewaarborgd. Dominee Seres onderschrijft die voorwaarde van harte: ‘Een land als Zwitserland kent vier officiële talen, die gelijke rechten hebben. Dat is pas echte democratie.’
Wegblokkades
De taal is niet de enige reden waarom de verhouding tussen de Oekraïense overheid en de Hongaarstalige minderheid gespannen is. De primaire loyaliteit van veel Hongaarstalige Oekraïners ligt meer bij Boedapest dan bij Kiev. Wat daarbij een rol speelt is dat de regering van Viktor Orbán nogal scheutig is met financiële steun aan allerlei projecten ten behoeve van wat ze ziet als de ‘landgenoten’ in Oekraïne. En daarbij zijn de (vele) stemmen die Orbán uit de voormalige Hongaarse gebieden in de omringende landen krijgt een factor van betekenis (behalve Oekraïne kennen ook Roemenië, Servië en Slowakije belangrijke Hongaarse minderheden, die mogen meestemmen bij de Hongaarse verkiezingen).
In deze complexe situatie is de animo van Hongaarstaligen om naar het front te gaan, niet buitengewoon groot. Mannen tussen de 18 en 60 jaar moeten zich in principe melden voor de strijd tegen de Russen. Sommigen doen dat vrijwillig en met overtuiging, maar anderen zijn het land ontvlucht (naar Hongarije en West-Europa) en weer anderen zijn ondergedoken in eigen land. Als ze zich in het openbaar vertonen, lopen ze het risico opgepakt te worden bij wegblokkades waarmee de autoriteiten weigerachtige dienstplichtigen op het spoor willen komen. ‘Onlangs moest ik naar een kerkelijke vergadering in een plaats verderop’, vertelt János. ‘Over een afstand van 56 kilometer werd ik driemaal staande gehouden en gecontroleerd. De milities die daarmee belast zijn, zijn afkomstig uit andere delen van het land, om te voorkomen dat ze bekenden moeten oppakken. En andersom gaan politieagenten van hier naar elders.’
Dominee Seres heeft in verschillende opzichten te maken met de gevolgen van deze situatie. Hij zelf valt met zijn 63 jaar niet meer onder de dienstplicht. Maar in zijn eigen kerkelijke gemeente ontbreken mannen. Mede daardoor staat de voortgang van het reguliere kerkelijk werk onder zware druk.
In Oekraïne gaat het leven ogenschijnlijk ‘gewoon’ door. Zoals in Виноградiв, waar Restaurant Freedom bezoekers hartelijk welkom heet. Aan de andere kant van de grens, in Hongarije, protesteert een bord tegen de oorlog bij de buren. En dominee Janos Seres? Hij gaat na de Nederlandse delegatie teruggebracht te hebben naar Hongarije, weer naar huis, Oekraïne in. ‘Hier moet ik dienen.’
Ook op straat zie je nauwelijks mannen in de dienstplichtige leeftijd lopen. Als je dan (we nuttigen inmiddels een lunch in een restaurantje in Виноградiв) aan de overkant van de straat een glanzende BMW ziet stoppen, waar een rijkelijk getatoeëerde en met veel blingbling omhangen veertiger uitstapt, dan ontkom je niet aan de gedachte: een oligarch waarschijnlijk. Overigens is dat de tweede voorwaarde die de EU heeft verbonden aan toekomstige toetreding van Oekraïne: er moet een einde komen aan de corruptie in het algemeen en aan de macht van de oligarchen in het bijzonder. Misschien loopt er daar dus één in levende lijve. Maar misschien ook is de man alleen maar even met verlof teruggekeerd van het front. Hoe ook, de man van de blinkende bolide knipt routineus zijn portier dicht en verdwijnt in hotel-restaurant Сад. Boven de deur prijst een uithangbord de keuken aan: Пузатий шеф, de ‘chef met de dikke buik’. Tja. Het leven gaat door, maar weinig is wat het lijkt in Oekraïne.
Gebedsmomenten
Een dag voor ons bezoek heeft dominee Seres zijn peetzoon begraven. Hij had zich – 48 jaar oud – vrijwillig gemeld voor het front en kwam daar om het leven. Hij liet een echtgenote en twee kinderen achter. Op de begraafplaats las Seres 1 Korintiërs 15:14: ‘…en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos.’ Dat geloof houdt hem op de been en hij probeert er zijn gemeenteleden – de meesten zijn opa’s en oma’s en achtergebleven kleinkinderen – mee te bemoedigen. Elke dag zijn er in zijn kerkgebouw gebedsmomenten: zo’n 15 mensen komen bij elkaar om te bidden voor vrede. ‘Als je gehoorzaam bent, volgt er zegen, hoe dan ook. Ik heb onlangs gepreekt over Josafat. De levieten trokken het land is om het volk te onderwijzen in de wetten van God. En er volgde een periode van veertig jaar vrede.’
János is ervan overtuigd dat God ook met deze gruwelijke oorlog een plan heeft. Hij doet er geen stellige uitspraken over, maar wijst er wel op dat oorlogen in het verleden soms leidden tot een opwekking binnen de kerk. Seres hoopt erop, met hart en ziel. ‘Oekraïners én Russen hebben Gods Woord nodig. Niet wapenleveranties, maar het Woord zal vrede geven. We moeten proberen muren af te breken en we moeten aanhoudend bidden. Dan zal God horen.’
En inmiddels doet hij wat zijn hand vindt om te doen. Hij wijst op een passerende paard- en wagen, volgeladen met houtblokken. ‘Daar gaat er één’, zegt hij. Hij heeft dan juist verteld dat het leveren van hout aan de opa’s en oma’s in zijn gemeente een van de manieren is waarop de hulp die hij uit Nederland ontvangt, wordt besteed. Energie is nauwelijks meer te betalen in Oekraïne. Zeker niet als je moet rondkomen van een staatspensioentje van 45 euro in de maand. Terwijl je voor zo’n lading hout als op die boerenkar al gauw honderden euro’s neertelt.
Maar er gebeurt meer. Direct na het uitbreken van de oorlog stroomden de vluchtelingen uit het oosten toe. Alleen al in het dorp van János werden er zo’n 150 vrouwen en kinderen opgevangen. Inmiddels zijn de meesten weer vertrokken: naar het buitenland, soms ook terug naar huis.
De diaconale keuken van de kerk in het district verzorgt driewekelijks een maaltijd voor zo’n zestig mensen in vijf dorpen. Ook de hulp aan Roma-gezinnen gaat onverminderd door. In Seres’ eigen gemeente bezoeken acht gezinnen de kerkdiensten. Maar hij voegt eraan toe dat de acceptatie van Roma in kerkelijke gemeenten niet overal even soepel verloopt.
Stichting Fundament verleent sinds 1980 financiële ondersteuning voor het kerkelijk werk in Oekraïne, onder andere aan de Ouderlingenbond (die momenteel vanwege de afwezigheid van mannen niet functioneert), een catechetenopleiding en een bejaardentehuis. De bestuursdelegatie keerde – opnieuw wandelend – terug naar Hongarije met een lijst van hulpverleningsprojecten op zak, die de komende tijd prioriteit krijgen in de ondersteuning aan het land. Bij de grens over de rivier zwaait dominee János Seres zijn Nederlandse gasten uit. Voor hem zou het niet moeilijk zijn mee te gaan, de grens over en een aangenamer leven te beginnen in Hongarije. ‘Maar’, zo had hij even daarvoor opgemerkt in het busje uit ooit Krabbendijke waarmee hij ons had rondgereden, ‘God heeft mij hier een plek gegeven. Hier moet ik dienen’.
Een armzwaai, János Seres draait zich om en loopt terug. Op weg om – opnieuw – voor te gaan.
Werkbezoek
Eind september bracht een bestuursdelegatie van Stichting Fundament een vijfdaags werkbezoek aan lopende en nieuwe projecten in Hongarije, Slowakije en Oekraïne.
Dr. J.J.T. Doedens, universitair hoofddocent aan het gereformeerd theologisch seminarie in Pápa en adviseur van Fundament, sloot zich ter plaatse bij de Nederlandse afvaardiging aan.
Bijzonder was het bezoek aan Oekraïne, dat vanwege de oorlogssituatie niet in de planning was opgenomen, maar onverwacht toch mogelijk bleek. Een impressie van dit bezoek is in deze nieuwsbrief te lezen. Fundament breidt de steun aan de kerken in Oekraïne uit.
De zondag werd doorgebracht in de gemeente van Pákozd, ongeveer 60 km ten zuidwesten van de hoofdstad Boedapest. Predikant hier is Márk Szabó, die samen met zijn vrouw Klaudia op enthousiaste wijze niet alleen de eigen gemeente dient, maar ook diaconale hulp verleent aan de armen in zijn woonplaats Besloten werd een nieuw onderdeel daarvan, het opzetten van een broodbakkerij, de komende jaren te ondersteunen.
Verder spraken de Nederlanders met o.m. een oud-student van de Theologische Universiteit Utrecht, Dániel Ilosvai. Hij loopt stage in een gemeente in de buurt van Boedapest. Een deel van het Nederlandse gezelschap had een gesprek met de bisschop van de Gereformeerde Kerk in Slowakije, een ander deel bezocht de adviseur van diens collega in het Hongaarse Pápa. In beide gesprekken werden de verdere mogelijkheden verkend om Hongaarse predikanten en studenten een jaar te laten studeren in Utrecht. Deze vorm van theologische ondersteuning is een kernactiviteit van Fundament. In deze nieuwsbrief meer daarover.