
Ogenschijnlijk hebben de Gereformeerde Kerk van Szkékelykocsárd in Roemenië en Bridget Maasland in ‘De Mol’ (screenshot uit uitzending ‘Dit is de mol’, 4 januari 2025) niets gemeen. Maar er is een lijntje.
Zaterdagavond 4 januari 2025: zo’n twee miljoen Nederlanders nestelen zich op de bank voor de eerste uitzending van dit seizoen van de tv-kraker ‘Wie is de mol?’
Zondag 5 januari 2025: in het Roemeense plattelandsdorpje Szkékelykocsárd schuifelen enkele tientallen inwoners het Hongaars-Gereformeerde kerkje binnen voor de wekelijkse eredienst.
Er zijn grotere tegenstellingen in de wereld, maar dit is er op z’n minst ook één. En toch loopt er een lijntje tussen beide. Een rood lijntje. Preciezer: een rood koordje.
‘De Mol’ speelt zich dit voorjaar af in Cambodja. In de eerste uitzending scharen de deelnemers zich in de hoofdstad Phnom Penh met gesloten ogen en biddende handen aan de voeten van een boeddhistische monnik die hen zegent. Als eerste bindt hij BN’er Bridget Maasland een rood koordje om de linkerpols. Het moet haar en de anderen die vervolgens devoot naar voren komen, ‘bescherming en geluk brengen voor het avontuur dat hen te wachten staat’, zo orakelt de persdienst van AVRO/TROS.
In de kerk van Szkékelykocsárd wordt de volgende morgen de gelovigen aan het einde van de dienst ook een zegenbede meegegeven. Of de Here God hen wil behoeden, of Hij zijn aangezicht over hen wil doen lichten en hen genadig wil zijn. Een ritueel is er niet aan verbonden. Een rood koordje krijgen de gelovigen niet om hun linkerpols gebonden. Dat hoeft bij sommigen overigens ook niet meer. Ze hebben er al één.
Wereldwijd
Het rode polsbandje als amulet ter bescherming tegen kwaad en brenger van geluk is wereldwijd bekend, al verschilt de betekenis ervan in de diverse culturen, schrijft Róbert Lészai in een onderzoeksartikel in het kader van zijn masteropleiding Interculturele Gereformeerde Theologie (MIRT) aan de Theologische Universiteit Utrecht. Het doel van de opleiding is studenten in te leiden in theologische vraagstukken binnen diverse culturele en kerkelijke contexten wereldwijd. De master trekt studenten uit de hele wereld en wordt dan ook in het Engels gegeven.
Lészai is een van hen en studeert hier op uitnodiging van Stichting Fundament. Hij is predikant in het Roemeense dorpje Szkékelykocsárd, gelegen tussen Cluj en Tîrgu Mureș, een traditionele gereformeerde plattelandsgemeente. En hoewel het onderwerp van zijn scriptie over het rode polsbandje op het eerste gezicht misschien de vraag oproept naar de relevantie ervan, maakt de combinatie van zijn beroep en zijn standplaats op het platteland van Roemenië direct duidelijk dat het hier maar niet gaat om een of ander theoretisch, maar verder irrelevant theologisch probleem: Róbert wordt er, net als zijn collega’s, voortdurend mee geconfronteerd.
De Rode Draad, zoals de amulet meestal wordt aangeduid, wordt in Roemenië breed gedragen, vooral door pasgeborenen en jonge kinderen. Het gaat om een rood gekleurd draadje wol met 1 tot 7 knopen. Direct na de geboorte van het kind wordt het om de linkerpols gebonden. De persoon die het draadje omdoet, moet ‘goed’ zijn. In de praktijk is dat meestal de oudste vrouw in huis of de moeder van het kind. Tijdens de ceremonie mag zij uitsluitend ‘goede gedachten’ hebben. Vaak bidden de aanwezigen ter afsluiting zeven keer het Onze Vader.
Rachel

De oorsprong van de traditie wordt meestal gelinkt aan een mysterieuze mystieke stroming binnen het jodendom, het kabbalisme. Deze houdt zich bezig met verborgen kennis over God en het universum die alleen bedoeld is voor mensen die er diep in zijn ingewijd. In het kabbalisme wordt de Rode Draad herleid tot het overlijden van Jacobs vrouw Rachel. Zij zou na haar sterven in een graf gelegd zijn dat vervolgens met rode draad omwonden werd. Die draad werd daarna in kleine draadjes gesneden en om de pols gedragen als teken van bescherming door ‘aartsmoeder’ Rachel, beschermster van de mensheid.
In de Bijbel zelf komt dit verhaal niet voor. Wel wordt er in twee verhalen over een rode draad gesproken, maar in een geheel andere context. In Jozua 2:21 wordt de draad gebruikt als herkenningsteken bij de verovering van Jericho, maar niet als amulet. Eerder, in Genesis 38, wordt bij de geboorte van de tweeling Zerach en Peres een rode draad gebruikt om aan te geven wie zich het eerst buiten de moederschoot had vertoond, nl. Zerach. Die stak zijn hand naar buiten en de vroedvrouw bond als teken daarvan een rode draad om zijn hand. Zerach trok zijn hand echter terug en het eerst kwam Peres naar buiten. Daarna volgde Zerach met het draadje om zijn pols en hij werd daarom beschouwd als de eerstgeborene. In de oude Joodse cultuur was de status van de eerstgeborene zeer belangrijk. En in het geval van een eeneiige tweelingen was de draad dus een praktisch middel om te markeren wie de eerstgeborene was.
Hoewel het gebruik van de Rode Draad als amulet dus niet tot de Bijbel te herleiden is, komt het in de Roemeense samenleving, ook binnen de kerken, breed voor. De Roemeens-Orthodoxe Kerk heeft er een syncretistische draai aan gegeven: de zeven knopen in het polsbandje zouden de zeven scheppingsdagen en de zeven menselijke emoties symboliseren en zo zou het ook een symbool zijn van bescherming dat christenen met een gerust hart kunnen dragen.
Geduld en gebed
Binnen de Hongaarse Gereformeerde Kerk ligt het gebruik aanzienlijk moeilijker. Róbert Lészai maakt duidelijk dat een beroep op de Bijbel om de praktijk te kunnen afwijzen niet zo eenvoudig is. Hij schrijft: ‘In de gemeente waar ik als pastor dien, zoals in veel plattelandsgemeenten, is het lezen van de Schrift problematisch. Een van de redenen is dat ouderen vanaf een bepaalde leeftijd de kleine letters van de Bijbel niet meer kunnen lezen en langzaamaan de inhoud van de Bijbel vergeten. De tweede reden is dat de jonge generaties geen interesse meer hebben in lezen. Niet alleen van de Bijbel, maar van boeken in het algemeen. De jongeren leven in een seculiere cultuur en hebben nul connectie met de Schrift.’
Toch is hij ervan overtuigd dat juist in een geduldig verwijzen naar wat de Bijbel wel en niet zegt mogelijk een weg ligt om de invloed van dit bijgeloof te kunnen verminderen. Want dat het bijgeloof is, staat voor hem vast. ‘Christenen geloven op basis van de Schrift dat ze niets kunnen maken dat God zou kunnen vertegenwoordigen, omdat Hij dat zijn volgelingen in het tweede gebod verbood. Zij hebben geen beeld van God of amuletten die Hem vertegenwoordigen nodig, omdat Hij te allen tijde met hen is door zijn Heilige Geest.’
Wel is hij ervan overtuigd dat het alleen in de weg van geduldig onderwijs en gesprekken met gemeenteleden mogelijk is hen vanuit een Bijbels perspectief tot een heroverweging van hun praktijk te kunnen brengen. En dus niet, zoals sommige van zijn collega’s doen, door ruwweg de doop aan ‘draaddragers’ te weigeren of, het andere uiterste, het onderwerp simpelweg te negeren. ‘Ouderwetse gehoorzaamheid aan kerkelijke leiders neemt sterk af. Alleen al daarom is gesprek belangrijker dan het opleggen van regels. Alleen door geduld en gebed kan deze in wezen heidense praktijk met Gods hulp omgebogen worden.’