Op de recente ontmoetingsdag met medewerkers en donateurs in Kampen (zie kader) nam voorzitter Bert Houwen de aanwezigen mee in een toekomstplaatje van Stichting Fundament. Wij vroegen hem na afloop om een toelichting. ‘Wij gooien de deur niet in het slot.’
Je bracht naar voren dat het bestuur, gesteld dat het vandaag voor die keuze stond, een stichting als Fundament niet meer zou oprichten. Waarom niet?
‘De situatie in 1992, het jaar dat Fundament van start ging, was nogal anders dan die van vandaag. De Hongaarstalige kerken in Oost-Europa hadden een situatie van onderdrukking door het communistische bewind achter de rug, waarin intensieve contacten waren gegroeid tussen gereformeerde christenen in Nederland en Hongarije. Vanuit ons land was geprobeerd de broederschap te dienen door het onderhouden van persoonlijke contacten, door geestelijke en theologische ondersteuning, het produceren en brengen van literatuur, en waar nodig ook door het bieden van materiële hulp. Uit die deels nogal versnipperde steunverlening vanuit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) kwam in 1992 stichting Fundament voort. Daarbij kwam het accent met name te liggen op geestelijke en theologische ondersteuning door het organiseren van gemeenschappelijke conferenties voor predikanten en ouderlingen en het aanbieden van de mogelijkheid aan predikanten en theologische studenten om een jaar te studeren in Kampen.
Inmiddels moeten we constateren dat het werk in Oost-Europa in onze kerken niet meer op dezelfde grote belangstelling kan rekenen als zo’n dertig jaar geleden. Tegelijk heeft de Hongaarse broederschap inmiddels ruimschoots kunnen inhalen wat hen indertijd op achterstand zette. Daarmee is de noodzaak voor ondersteuning vanuit Nederland grotendeels weggevallen.’
Het werk van Fundament had eind vorige eeuw ook een zekere missionaire spits: er werd in de doelstelling gesproken over ‘het versterken van het gereformeerde confessionele karakter’ van de kerken in Hongarije. Ik heb de indruk dat die doelstelling vandaag ook niet meer zoveel handen op elkaar krijgt in Nederland.
‘Nou ja, missionair is een groot woord. Maar van een zekere mate van eenrichtingsverkeer was wel sprake. Dat had te maken met het geheel verschillende karakter van de kerken daar en hier. In Hongarije was en is de Gereformeerde Kerk een volkskerk met een diversiteit aan theologische stromingen van orthodox tot vrijzinnig en een soms nogal oppervlakkig, sterk op traditie gestoeld gemeentelijk leven. Daarentegen werden de vrijgemaakte kerken in Nederland gestempeld door een strakke, eenvormige structuur en een sterke nadruk op zuiverheid in de leer. Dat laatste is gaandeweg veranderd en de Nederlandse Gereformeerde Kerken van vandaag hebben meer oog gekregen voor eenheid in verscheidenheid. Parallel daaraan is het accent in het werk van Fundament steeds meer komen te liggen op wederkerigheid. Vandaag gaat het ons om een gelijkwaardige, wederzijdse uitwisseling en betrokkenheid van beide kanten. Simpeler gezegd: we moeten van elkaar willen leren.’
Theorie en praktijk
Maar is dat in de praktijk ook daadwerkelijk het geval, dat ‘leren van elkaar’?
‘In de praktijk is dat inderdaad niet altijd zo gemakkelijk. Daarin moeten we nuchter zijn. Maar we proberen wel eenrichtingsverkeer te voorkomen. Neem de verschillen van inzicht ten aanzien van allerlei politieke, culturele en ethische ontwikkelingen in west en oost: de waardering van de positie van Rusland in de oorlog met Oekraïne, de rol van de regering van Viktor Orbán, de ontwikkelingen in het westen ten aanzien van LHBTQ+ en gender enzovoorts. Daarin nemen Hongaarse christenen vaak een ander standpunt in dan hun broeders en zusters in Nederland. Voor sommigen in Nederland is dat reden om de deur maar in het slot te gooien. Dat willen wij als stichting Fundament niet doen. Wij proberen in onze contacten oprecht naar de Hongaarse argumenten te luisteren en daarover in gesprek te gaan. In onze Nieuwsbrief besteden we ook bewust aandacht aan hun visie op deze ontwikkelingen.’
Inmiddels concentreert het werk van Fundament zich met name op het aanbieden van een studiejaar aan de Theologische Universiteit Utrecht voor predikanten en studenten uit Hongarije en omringende landen. Is de noodzaak van dat werk ook weggevallen?
‘Zeker niet geheel. Wel gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat door de digitalisering van het onderwijs de mogelijkheden voor Hongaarstalige gereformeerden om ‘thuis’ kennis van elders op te doen enorm zijn toegenomen. Tegelijk is het onderwijs in Utrecht ook meer geïnternationaliseerd. Toch blijft er belangstelling vanuit Hongarije om hier een jaar te komen studeren. De predikanten en studenten die hierheen komen, maken niet alleen kennis met een andere wereld, maar ook met een theologische en onderwijskundige aanpak die anders is dan thuis: ligt het accent daar vooral op het kennisnemen van en reproduceren van bestaand theologisch materiaal, hier in Nederland wordt veel meer zelfwerkzaamheid en eigen verwerking verwacht. Dat wordt zeer gewaardeerd. Bovendien krijgen ‘onze’ studenten de gelegenheid hun gezinnen mee te nemen, zodat hun verblijf hier geen breuk betekent met thuis en het hele gezin als het ware de hier opgedane ervaring mee terug kan dragen naar de gemeente waarin ze hun plaats hebben.
Veelal volgen de studenten de eenjarige Master of Intercultural Reformed Theology (MIRT) onder leiding van dr. Jos Colijn. Daarin ligt het hoofdaccent op de missionaire relevantie van gereformeerde theologie, wat de studenten in de volkskerkelijke situatie in Hongarije impulsen geeft voor hun werk in eigen gemeente, maar ook daarbuiten in de samenleving. Door de cursus Nederlands die wij hen aanbieden, zijn ze bovendien ook na terugkeer in staat Nederlandse theologische literatuur en andere publicaties te blijven volgen. Gezien de enthousiaste reacties van de predikanten en studenten die hierheen komen, voorziet deze mogelijkheid nog steeds in een behoefte.’
Donateurs
Maar andere taken van Fundament zijn dus weggevallen?
‘Deels wel. Zo is de noodzaak voor materiële ondersteuning aanzienlijk minder geworden. Bovendien zijn er zo’n veertig plaatselijke comités binnen de NGK die zich daarmee bezighouden, veelal door middel van rechtstreekse contacten met gemeenten daar. Maar de situatie in met name het Hongaarstalige deel van Oekraïne is zo zorgwekkend dat blijvende steun hier wel noodzakelijk is. En ook al zou de oorlog, wat God moge geven, ten einde komen, dan zal de opbouw van wat verloren ging om blijvende aandacht vragen. Denk alleen maar aan de mannelijke leden van de gemeenten die in de strijd zijn omgekomen. Ik voorzie dat hier de komende jaren blijvende steun nodig is.’
Dus gaat stichting Fundament door?
‘Ja en nee. Vooralsnog gaan we door met het aanbieden van een theologisch studiejaar en met materiële hulpverlening in met name Hongaarstalig Oekraïne en waar dit verder ook maar nodig is. Maar we hebben wel besloten de stichting te gaan afbouwen op een termijn van drie tot vijf jaar en daarbij te zoeken naar een zorgvuldige overdracht van die taken, die door anderen kunnen worden voortgezet. Studenten bijvoorbeeld kunnen op termijn regulier worden ingepast in het internationale programma van de TUU. Wat de huisvesting betreft hebben we de handen al ineengeslagen met de universiteit. We stoten onze huisvesting in Kampen af, maar hebben voor de korte termijn wel de financiering van een gezinsappartement in Utrecht voor onze rekening genomen.
Voorzover er vanuit Hongarije behoefte is aan ondersteuning bij kerkelijk opbouwwerk (de vroegere conferenties) kan Verre Naasten in de toekomst mogelijk een rol vervullen. Die zaken zullen we op termijn zorgvuldig proberen over te dragen. Daar is geen aparte stichting meer voor nodig.
Maar ik zeg er nadrukkelijk bij: als we, zoals nu in Oekraïne, geconfronteerd worden met acute nood, dan zullen we onze expertise en fondsen blijven aanwenden voor leniging daarvan. Dus we blijven vooralsnog een beroep doen op onze donateurs om ons daartoe in staat te stellen. En last but not least willen we onze Nieuwsbrief ook blijven gebruiken om aandacht te vragen voor de situatie van onze broeders en zusters in het oosten van Europa. Wij gooien de deur niet in het slot.’
Ontmoetingsdag Kampen
Op 12 oktober organiseerde Stichting Fundament voor het eerst na de coronaperiode een ontmoetingsdag in de Eudokiakerk in Kampen voor (oud-)medewerkers, donateurs en andere belangstellenden. Het doel ervan was de aanwezigen bij te praten over recente ontwikkelingen en over de toekomst van de stichting.
De bestuursleden belichtten elk vanuit hun specifieke expertise binnen het bestuur deelaspecten van het werk. Zo behandelde ds. Gert Meijer, die zich met name bezighoudt met hulpverleningsprojecten van Fundament, de verschuiving in de doelstelling van de stichting in de richting van meer wederkerigheid. Hij wees als voorbeeld op een project in de Noord-Hongaarse gemeente Göngruszka, waaruit inmiddels een uitwisselingsrelatie met de NGK in Zuidlaren is voortgevloeid. Zijn collega Rutger Heij uit Heemse en secretaris Truus Teeninga vertelden over hun begeleiding van de studenten die een jaar aan de Theologische Universiteit Utrecht komen studeren.
Het aantal donateurs is de afgelopen jaren afgenomen, met name door overlijden, deelde penningmeester John de Leeuw mee. Uiteraard lopen daardoor ook de inkomsten van de stichting terug. Mede tegen die achtergrond schetste voorzitter Bert Houwen een plaatje van de toekomst (zie elders op deze pagina).
Vanuit Roemenië was ds. Róbert Lészai aanwezig, die op dit moment met zijn gezin in Kampen woont en studeert aan de Theologische Universiteit Utrecht. Hij vertelde iets over zijn achtergrond en eerste ervaringen in Nederland. Elders in dit nummer komt hij uitgebreid aan het woord.
Het onlangs aangetreden bestuurslid ds. Csongor Kelemen, eveneens afkomstig uit Roemenië, maar momenteel predikant binnen de PKN op Urk, liet zien hoe de samenwerking tussen Nederlanders en Hongaren in het verleden verliep en hoe de onderlinge beeldvorming in de loop der jaren is veranderd. Op basis van eigen ervaringen verwoordde hij de grote waardering die het werk van Fundament in de loop van de afgelopen dertig jaar in de Hongaarstalige gebieden van Oost-Europa ondervond. Hij hielp de circa dertig aanwezigen bij het zingen van psalm 134 in het Hongaars.